woensdag 4 maart 2015

Mijn vriend Günther

Vandaag kreeg ik een zeer interessante these onder ogen van een student-antropologie aan de universiteit van Utrecht. Hij heeft zich door middel van intensief veldwerk verdiept in de manier waarop Nederlandse gedetineerden zich in de benarde en zeer gevaarlijke situatie in een gevangenis in São Paulo staande kunnen houden. De beelden die door de antwoorden van de gedetineerden worden opgeroepen zijn die van de bekende gruwelijkheden als het om deze materie gaat: overbevolkte cellenblokken, slechte hygiënische en medische voorzieningen, de door een opstand stilgevallen onderwijs- en arbeidsvoorzieningen en bovenal de soms levensgevaarlijke manier waarop individuele gevangenen uit pure overlevingsdrang dagelijks met elkaar om plegen te gaan. Om van de elkaar rivaliserende drugsbendes nog maar zwijgen.

Het is al een tijdje rustig op het internationale mensenrechtenactiefront als het om de hemeltergende detentieomstandigheden in Brazilië gaat. Eenvoudigweg een kwestie van prioriteiten stellen, zoals we ruim 15 jaar geleden, in de tijd dat ik mijn werkzaamheden voor Amnesty International begon, juist zeer intensief op deze materie onze tanden stukgebeten hebben. Het waren de drie jaar dat er wereldwijd actie werd gevoerd tegen marteling, een misdaad tegen de menselijkheid die in Brazilië op verontrustend grote schaal voorkwam en voorkomt in detentiecentra en cellencomplexen van politiebureau's.


Het was 1999 en op uitnodiging van de Nederlandse sectie van Amnesty International had ik de eer padre Günther Zgubic (foto) te mogen begeleiden tijdens zijn werkbezoek aan ons land. Een Oostenrijkse priester, in São Paulo werkzaam voor een kerkelijke organisatie die zich het lot van gedetineerden aantrok. Zijn verhalen over de levensgevaarlijke leefomstandigheden vol drugsgeweld, corruptie en gevallen van marteling, o.a. in de beruchte Carandiru-gevangenis, grepen me bij de keel en hebben voor altijd die ene vonk van strijd in mij geplant.

Padre Günther overhandigde mij in dat jaar een stapel brieven van Nederlandse gevangenen in São Paulo. Verfrommelde papiertjes, waarvan de tekst in potlood was geschreven. Wat direct opviel was het opvallend onvast handschrift van de schrijvers, veroorzaakt door de potloodstompjes die de priester de gevangenis binnensmokkelde. (Alleen geestelijke verzorgers hebben in Brazilië toegang tot de cellencomplexen en weten zo het strikte verbod op schrijfwaren te omzeilen. Vaak wist de bewaking ervan, maar in dergelijke omstandigheden is alles te koop en werd er door hen een oogje dichtgeknepen.)

Die brieven zijn mij tot op de dag van vandaag bijgebleven. Berichten waarin werd verhaald van de kwetsbaarheid van veelal oudere en vaak ernstig zieke gedetineerden, de stank en intens smerige leefomstandigheden, de corruptie van het gevangenispersoneel, de extra precaire positie van niet-Braziliaanse gevangenen die de eerste klappen opvangen als de politie met grof geweld de zoveelste opstand neer kwam slaan. Maar bovenal de angst. Een naar de keel grijpende angst die nauwelijks met een pen, maar in dit geval uiterst precies met potlood te beschrijven is.

Drie jaar later was ik voor een onderzoeksmissie van Amnesty in São Paulo. Daar trof ik Günther weer. Toen reeds ziekelijk en kilo's afgevallen van zijn slopende werk tussen de gevangenismuren. Maar nog altijd tot op het bod gemotiveerd om zijn gevaarlijke taak te volbrengen. Tot diep in de nacht hing ik aan zijn lippen en sloten we definitief vriendschap. De volgende dag bezocht ik samen met een advocaat een gevangenis in Osasco en kon met mijn eigen zintuigen een oppervlakkige indruk krijgen van het leven achter die dikke muur. Ik mocht immers de cellencomplexen niet in, maar mijn verbeeldingskracht zal er niet veel naast gezeten hebben. Het gesprek met pizzakoerier Wander Cosme Carvalheiro, opgepakt en zwaar gemarteld wegens vermeende drugshandel, verliep door luid te schreeuwen door een dik stuk glas met aan de onderkant een smalle reep ruimte. Ontstaan door verweerd dorpel, net genoeg om de inktvulling van een gedemonteerde balpen onderdoor te kunnen schuiven. Zo schreef Wander op een verkreukeld papiertje zijn dankwoord aan de leden van Amnesty die in de zomer van 2002 actie voor hem hadden gevoerd.

Vandaag tijdens het lezen van de thesis van Sam Geijer, kwamen alle beelden en emoties die ik tijdens die campagne en gedurende de onderzoeksmissie had ervaren dan ook in alle hevigheid weer terug. Evenals die blijkbaar onvermoeibare strijdvaardigheid. Alsof mijn goede vriend Günther, inmiddels door Rome overgeplaatst naar een klein dorpje in de Oostenrijkse alpen, mij influistert dat ik weer vol aan de bak moet!

1 opmerking:

  1. In de deelstaat São Paulo zijn de buitenlandse gedetineerden in een aparte gevangenis geplaatst om te voorkomen dat zij het slachtoffer zijn van drugs- en andere bendes. Het is ook niet zo, zoals u beweert, dat alleen geestelijke leiders toegang hebben tot de cellencomplexen. Advocaten, mensen van ambassades, vrijwilligers en familieleden mogen er ook in.

    In Brazilië, zoals trouwens in veel andere landen, interpreteert men de tekst van de mensenrechten op andere manier dan in het vunzige vingerwijzende Nederland. Dat gedetineerden het niet naar hun zin hebben is een van de bedoelingingen van de straf.

    Drugssmokkelaars nemen een risico en worden juist vanwege dat risico betaald.

    Als u zo graag over mensenrechten (s)preekt, kijk dan eens naar wat Nederland doet bij gezinnen die een paspoort moeten aanvragen en daardoor vaak gedwongen zijn een vliegtuig te nemen om naar een NLse ambassade te reizen. Daar moeten ze dan in een hotel verblijven. Niet iedereen heeft daar geld voor!

    BeantwoordenVerwijderen